
Jurisprudentie
BE9879
Datum uitspraak2008-09-04
Datum gepubliceerd2008-09-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers96144 / KG ZA 08-217
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-04
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers96144 / KG ZA 08-217
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vaststellingsovereenkomst en ontbindende voorwaarde in die vaststellingsovereenkomst. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen en dat de ontbindende voorwaarde deel uitmaakt van die vaststellingsovereenkomst, zodat de vordering van Tolweg dient te worden afgewezen. De ontbindende voorwaarde zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst is vervuld. Heutink heeft de ontbindende voorwaarde ingeroepen, zodat Heutink conform de inhoud van het bij voorraad uitvoerbaarverklaarde vonnis van de rechtbank Haarlem van 17 oktober 2007 kan en mag executeren.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 96144 / KG ZA 08-217
datum vonnis: 4 september 2008 (lm)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tolweg Verpakkingen B.V.,
gevestigd te Purmerend,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen Tolweg,
advocaat: mr. R. Kroon,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Heutink Rondwerk Enschede B.V.,
gevestigd te Hengelo (O),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
verder te noemen Heutink,
procederend in persoon.
1. Het procesverloop
1.1 Tolweg heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 28 augustus 2008. Ter zitting zijn verschenen:
A namens Tolweg vergezeld door mr. A.C.J Hanrath, advocaat te Haarlem, en B namens Heutink vergezeld door A.J.J. Vanhommerig. Heutink heeft een eis in reconventie ingesteld. De standpunten zijn toegelicht.
1.3. Partijen hebben ten slotte vonnis verzocht.
2. Waarvan kan worden uitgegaan
Bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 17 oktober 2007 is Tolweg (onder meer) veroordeeld om aan Heutink vanaf 2006 tot en met 31 december 2012 jaarlijks te betalen een bedrag van € 12.000,= aan provisie. Partijen hebben nadien over en weer schriftelijk gecorrespondeerd en nadere afspraken gemaakt met elkaar. De afspraken houden globaal in dat Tolweg afziet van de reeds opgestarte appèlprocedure en dat Tolweg aan Heutink betaalt de helft van de over 2006 en 2007 reeds opeisbare provisie in termijnen, de helft van de per 31 december 2008 opeisbare provisie en de volledige toekomstig opeisbare provisie over 2009, 2010, 2011 en 2012. Tolweg heeft het ingediende hoger beroep laten doorhalen. Tolweg heeft in de maand mei niet voldaan aan haar betalingsverplichting jegens Heutink. Heutink heeft Tolweg bij brief van 20 mei 2008 gesommeerd binnen drie dagen te betalen, bij gebreke waarvan Heutink de executie van het vonnis van de rechtbank Haarlem voort zal zetten voor de bedragen zoals genoemd in dat vonnis. Heutink heeft de deurwaarder in Haarlem opdracht gegeven tot executie over te gaan, welke thans in afwachting van het te wijzen vonnis is stopgezet.
3. Het geschil
In conventie
3.1. Tolweg vordert -zakelijk weergegeven- een verbod voor Heutink om het vonnis van de rechtbank Haarlem van 17 oktober 2007 te executeren totdat onherroepelijk is beslist op een (mogelijk) door Heutink te starten procedure over de beëindiging van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, zulks op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Heutink in de kosten van dit geding.
3.2. Heutink verweert zich en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Tolweg in haar vordering, dan wel tot afwijzing van het door Tolweg gevorderde, met veroordeling van Tolweg in de kosten van dit geding.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4. Heutink heeft een eis in reconventie ingesteld, strekkende tot ontbinding van de vaststellingsovereenkomst, met veroordeling van Heutink in de kosten van dit geding.
3.5. Tolweg voert daartegen verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Heutink in haar vordering, dan wel afwijzing van het door Heutink gevorderde, met veroordeling van Heutink in de proceskosten.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In conventie
4.1. Gelet op de aard van de vordering, schorsing van de executie van het vonnis van de rechtbank Haarlem van 17 oktober 2007, heeft Tolweg een spoedeisend belang bij haar vordering.
4.2. Kern van het geschil tussen partijen is of er al dan niet sprake is van een vaststellingsovereenkomst en zo ja, of de passage “het aanbod vervalt zodra één termijn niet tijdig wordt voldaan” deel uitmaakt van die vaststellingsovereenkomst. Volgens Tolweg is er sprake van een vaststellingsovereenkomst. Heutink betwist dat en stelt dat er enkel sprake is van een aanbod tegen finale kwijting onder de stringente voorwaarde dat als een termijn niet tijdig zou worden voldaan, het aanbod vervalt.
4.3. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat aannemelijk is geworden dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
4.4. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 lid 1 BW).
Een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst, gericht tot één of meer bepaalde personen vormt een aanbod, indien het voldoende bepaald is en daaruit blijkt van de wil van de aanbieder om in geval van aanvaarding gebonden te zijn.
De aanvaarding is een tot de aanbieder gerichte wilsverklaring. De aanvaarding moet inhoudelijk met het aanbod overeenstemmen. Of hiervan sprake is hangt af van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid.
4.5. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is er gelet op de (inhoud van de) over en weer gevoerde correspondentie een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Allereerst dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter de schriftelijke correspondentie die tussen partijen heeft plaatsgevonden -door Tolweg overgelegd als producties 3, 4 en 5 bij de dagvaarding- in samenhang te worden beschouwd. Dat er in die afzonderlijke brieven/faxberichten niet expliciet wordt verwezen naar de daaraan voorafgegane correspondentie maakt dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Uit de correspondentie blijkt van een door Tolweg aan Heutink gedaan aanbod, waarvan de voorwaarden nauwkeurig zijn bepaald en welk aanbod Heutink, zij het met een enkele aanpassing van haar zijde, heeft geaccepteerd. Er bestaat overeenstemming tussen partijen en daarmee is een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. Het verweer van Heutink dat er slechts sprake is van een aanbod kan niet slagen. Dat is gelet op de door Heutink gedane aanvaarding een gepasseerd station. Het woord aanbod (vermeld in de als productie 4 overgelegde brief): “Het aanbod vervalt zodra één termijn niet tijdig wordt voldaan”, kan, mede gelet op hierop, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het licht van de inhoud van de door partijen over en weer gevoerde correspondentie, niet anders worden geïnterpreteerd dan als “overeenkomst”. Voor zover Heutink dan ook heeft willen betogen dat Tolweg in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat zij aan het woord aanbod geen andere betekenis mocht toekennen, dan treft die stelling gelet op het voorgaande geen doel en die zal naar alle waarschijnlijkheid in een bodemprocedure ook geenszins worden aanvaard.
4.6. Hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten? Artikel 7:900 lid 1 Burgerlijk Wetboek omschrijft de vaststellingsovereenkomst als een overeenkomst waarbij partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar binden aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.
4.7. Dat partijen de onderhavige overeenkomst als een vaststellingsovereenkomst hebben bedoeld blijkt, naast uit enkele zinsneden uit de als productie 3 en 4 overgelegde brieven, met name uit de volgende passage uit de als productie 5 overgelegde brief: “Na ondertekening en retourzending van deze brief door u zal ik zorgdragen voor doorhaling van het ingediende hoger beroep”. Partijen hebben dus met de vaststelling beoogd een eind te maken aan hun geschil. Dat partijen niet met zoveel woorden uitdrukkelijk in de overeenkomst hebben opgenomen dat zij de bedoeling hebben gehad het vonnis van de rechtbank Haarlem van 17 oktober 2007 buiten effect te stellen, maakt dat niet anders. De daarop betrekking hebbende stellingen van Heutink dienen dan ook te worden gepasseerd. Tolweg en Heutink zijn jegens elkaar aan de vaststelling gebonden.
4.8. Resteert de vraag of een ontbindende voorwaarde “het aanbod -lees overeenkomst- vervalt zodra één termijn niet tijdig wordt voldaan” deel kan uitmaken van een vaststellingsovereenkomst. Die vraag dient bevestigend te worden beantwoord, aangezien artikel 7:905 BW van regelend recht is. Met het opnemen van deze ontbindende voorwaarde hebben partijen de werking van artikel 7:905 BW terzijdegesteld.
4.9. Concluderend is de voorzieningenrechter van oordeel dat nu er sprake is van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen en de ontbindende voorwaarde deel uitmaakt van die vaststellingsovereenkomst, de vordering van Tolweg dient te worden afgewezen. Tolweg heeft namelijk in ieder geval één vervallen termijn niet voldaan aan Heutink, zodat de ontbindende voorwaarde zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst is vervuld. Heutink heeft de ontbindende voorwaarde ingeroepen bij brief van 20 mei 2008 per 24 mei 2008, zodat Heutink conform de inhoud van het bij voorraad uitvoerbaarverklaarde vonnis van de rechtbank Haarlem van 17 oktober 2007 kan en mag executeren.
In reconventie
5.0. Enkel de gedaagde die bij procureur - na 1 september 2008 de advocaat, ten gevolge van de inwerkingtreding van de Wet afschaffing procuraat en invoering electronisch berichtenverkeer - ter zitting verschijnt kan een reconventionele vordering instellen. Nu Heutink ter zitting niet bij procureur, maar in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde, is verschenen dient zij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar reconventionele vordering. Heutink heeft bovendien gelet op hetgeen hiervoor onder 4.9. is overwogen ook geen belang meer bij toewijzing van haar reconventionele vordering.
In conventie en reconventie
6.0. Tolweg zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding in conventie en Heutink zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding in reconventie.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie
7.1. wijst af de vordering van Tolweg;
7.2. veroordeelt Tolweg in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Heutink begroot op € 254,= aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat;
7.3. verklaart onderdeel 7.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
7.4. verklaart Heutink niet-ontvankelijk in haar vordering;
7.5. veroordeelt Heutink in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Tolweg begroot op nihil aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat;
7.6. verklaart onderdeel 7.5. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Haarhuis, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 september 2008, in tegenwoordigheid van mr. Morskieft, griffier.